Er lijkt niets meer aan te doen. Het ontbreken van een effectieve afstemming tussen onderwijs en zorginstelling is van alle tijden. In de zorgpraktijk blijkt (te) vaak dat studenten onvoldoende zijn voorbereid (kennis, vaardigheden en attitude) op de zorgpraktijk. Dit lijkt een onderwijskundig probleem, maar de schijn bedriegt. Dit is een systeemfout met risico’s voor de veiligheid en kwaliteit van zorg. Daar moeten we (onderwijs én zorginstelling) zeker iets aan doen…

Beroepspraktijkvorming (BPV)

De BPV is een onmisbaar onderdeel van de opleiding tot zorgprofessional. Daar leer je onder meer hoe te socialiseren in een team, zorg te verlenen onder hoge (werk)druk, de kwaliteit en de veiligheid te bewaken en hoe onder alle omstandigheden cliëntgericht te blijven. Tijdens de BPV leren toekomstige zorgverleners hoe het in de praktijk werkt en dat gaat verder dan het toepassen van de kennis, houding en vaardigheden die in het onderwijs zijn geleerd. De BPV is ook bedoeld om het vakgebied van binnenuit te leren kennen en te leren de beroepsidentiteit te ontwikkelen met inbegrip van de cultuur, de ethiek en de vakinhoudelijke ontwikkelingen. Dit is wat Hoeven en Vlokhoven een (geleidelijk) inwijdingsproces noemen.[1]

Tijdens deze inwijding in het vak als zorgprofessional staat het werkplekleren centraal. Werkplekleren is vrij naar Onstenk[2] en Schunk[3] te omschrijven als:

Leren in het kader van een beroepsopleiding, dat plaatsvindt in reële arbeidssituaties met werkelijke problemen als leerobject. Dit leren leidt tot een continue verandering in gedrag, of het vermogen om bepaald gedrag te demonstreren, ontleent aan de beroepspraktijk of andere vormen van ervaring’.

Opleiden als risico voor de kwaliteit en veiligheid van de zorgverlening 

Het is de taak van het onderwijs én de zorgorganisatie om studenten optimaal voor te bereiden op de stage met voldoende voorkennis én de leertaken ingeoefend. De instroom van studenten naar de zorg verloopt natuurlijk niet zonder risico’s. Een belangrijke oorzaak hiervan is het training-transfer probleem: de geleerde kennis in de theorie is door de student in de praktijk moeilijk toe te passen. De beroepspraktijk verschilt in dat geval te veel van het theoretisch deel van de opleiding.

Werkbegeleiders hebben daarom een zware verantwoordelijkheid om studenten te instrueren en te begeleiden naar zelfstandige beroepsbeoefening. Met levensechte risico’s op de loer in de vorm van actieve (menselijke) fouten en latente (systeem) fouten:

  • Actieve fouten zijn menselijke fouten onder te brengen in drie categorieën:
    • Vergissingen, die veelal ontstaan bij routinematige handelingen. Denk aan de ondersteuning bij ADL. Tijdens de zorgverlening krijgt de verpleegkundige twee telefoontjes en dan is de kans op een vergissing groot. Bijvoorbeeld onderdelen van ADL vergeten of een verkeerde volgorde. Vergissingen rondom voorbehouden handelingen hebben potentieel meer ingrijpende gevolgen.
    • Onvoldoende (voor)kennis, waardoor het niet mogelijk is af te wijken van de standaard. In dat geval weet de zorgverlener letterlijk onvoldoende wat te doen, als de beschreven procedure onbruikbaar is. Denk aan de situatie dat een cliënt ernstig verward en onrustig is en de zorgprofessional geen idee meer heeft hoe een injectie onder deze specifieke omstandigheden toe te dienen.
    • Bewuste afwijkingen van het protocol door tijdsdruk, slordigheid of de idee dat de procedure niet klopt. 
  • Latente fouten zijn fouten op systeemniveau (werkprocessen, blokkades in de organisatie) die pas aan het licht komen als een fout is gemaakt. Een goed voorbeeld is de inkoop van infuus- en sondevoedingskranen. Het systeem moet de zorgprofessional beschermen door, via in dit geval de inkoop, te regelen dat een sondevoedingskraan nooit past op een infuus. Dan beschermt het systeem de professional. Andere voorbeelden van latente fouten zijn onvoldoende opgeleide zorgprofessionals, miscommunicatie, een toxische werkcultuur, verkeerde materialen die fouten in de hand werken enzovoort.[4]

Voorkomen van de latente fout ‘onvoldoende opgeleid’

Het is belangrijk dat praktijkopleiders en werkbegeleiders bewust zijn van de actieve en latente fouten die tijdens de opleiding op de werkplek kunnen voorkomen. Onvoldoende opgeleid of toegerust zijn voor het leren en werken is een potentieel veel voorkomende latente fout. 

Werkbegeleiders dienen in de praktijk te toetsen of de studenten over voldoende kennis en vaardigheden beschikken om een (voorbehouden) handeling uit te mogen voeren. Daarna is het veelal de taak van de werkbegeleiders, met ondersteuning van de praktijkopleiders, om de leertaken onder begeleiding in de praktijk in te oefenen tot het niveau van zelfstandige uitoefening. Voorwaardelijk is dat de zorgorganisatie taakduidelijkheid biedt (protocollen en taakondersteuning[5]) voor in ieder geval de verpleegtechnische (voorbehouden) handelingen. Op die manier kunnen studenten en werkbegeleiders de taakondersteuning benutten om de risico’s te beperken en daarmee latente fouten te vermijden. De taakondersteuning ‘beschermt’ tegen eventueel te maken fouten.

Het blijft hoe dan ook een zware verantwoordelijkheid en een lastige opgave voor de praktijkopleiders en werkbegeleiders om de risico’s te beperken.[6] Daarvoor zijn duidelijke afspraken nodig tussen het onderwijs en de praktijk.

5 Praktijkleerversterkers 

Ons nieuwe model praktijkopleiding is ontworpen in de wetenschap dat de afstemming tussen onderwijs en zorgorganisaties cruciaal is voor de kwaliteit van het onderwijs en de zorgverlening. Om dit mogelijk te maken is het een vereiste dat de zorgorganisaties en het onderwijs over de beroepsopleiding met elkaar samenwerken op strategisch, tactisch en operationeel gebied.

Om dit concreet te maken volgen nu vijf praktijkleerversterkers om de latente fout ‘onvoldoende voorbereid en opgeleid voor de BPV’ te voorkomen:

  1. Docent.

In afstemming met de zorgorganisatie is er standaard een effectief onboarding programma voor studenten. Dit programma is op maat gemaakt per stageplaats, via het teamprofiel en de leertakenlijst. Met het teamprofiel kan de student zich goed voorbereiden op de toekomstige teamleden, de zorgverlening, de werkwijzen in het team enzovoort. Het teamprofiel ondersteunt het inwijdingsproces (socialisatie) van studenten. De leertakenlijst is de te maken match tussen de leertaken van de opleiding en de leertaken die mogelijk te verwerven zijn op de stageplek. Het vastleggen van de voortgang in het onderwijs en tijdens de BPV is geautomatiseerd en voor alle betrokkenen in theorie en praktijk toegankelijk. De docent speelt een actieve rol tijdens de BPV rondom de begeleiding en toetsing van studenten. Via regelmatige stages en overleg blijven de docenten op de hoogte van hoe het in de zorgpraktijk werkt.

2. Student.

De studenten volgen het aangeboden onboarding programma en zorgen ervoor bekend te zijn met de werkwijze van het team, de namen van de teamleden inclusief de double check van de binnenschoolse beheersing van de leertaken als voorbereiding op de BPV. 

3. Werkbegeleider

Onder supervisie van de praktijkopleider, gebaseerd op het BPV-plan van de zorgorganisatie, vindt begeleiding van de studenten plaats. Er zijn procedures over hoe op te treden bij onveilige situaties en het team van werkbegeleiders werkt consequent aan het verbeteren van de werkbegeleiding onder begeleiding van de praktijkopleider. 

4. Praktijkopleider

De praktijkopleiders werken nauw samen met het onderwijs over de inzet van docenten, de vereiste leerinhouden, de rollen en taken van alle betrokkenen en dit is vastgelegd in het BPV-plan. Onderdeel van deze aanpak is onder meer de duurzame verbetering van de praktijk- en werkbegeleiding op organisatieniveau als onderdeel van de kritieke taken van de praktijkopleider. De praktijkopleiders werken met docenten samen om ervoor te zorgen dat het training-transfer probleem is opgelost. Dat kan via onderlinge kennisuitwisseling, stagelopen bij elkaar en het structureel overleggen over de duurzame verbetering van de BPV in de relatie onderwijs en zorgorganisatie.

5. Bestuurlijk.

Zorg op bestuurlijk niveau voor effectieve samenwerking binnen de regio tussen de verschillende zorg- en onderwijsinstellingen.

De bestuurlijke samenwerking ondersteunt de in het BPV-protocol vastgelegde afspraken om de BPV veilig, verantwoord en ontwikkelgericht te laten verlopen. Initiatieven om te verbeteren of te vernieuwen in regionaal verband zijn op dit niveau te initiëren en te ondersteunen. 

Verpleegkundigen en verzorgenden moeten tijdens de opleiding ‘vlieguren’ maken in de praktijk. Dat is een essentieel onderdeel van het beroepsonderwijs in de zorg. Hierbij hebben de zorgorganisatie én het onderwijs de gezamenlijke verantwoordelijkheid om de afstemming met elkaar te regelen. Dat is uitstekend in te regelen met onder andere de vijf hiervoor gepresenteerde praktijkleerversterkers.


 [1] Hoeve, A., Vlokhoven, H. Onmisbare ‘inwijding’ in het beroep. Canon van het leren. (2017): https://www.canonberoepsonderwijs.nl/werkplekleren

[2] Onstenk, J. (2003). Werkplekleren in de beroepskolom. Den Haag: Onderwijsraad.

[3] Schunk, D.H. (2012). Learning Theories. An Educational Perspective. Boston: Pearson.

[4] Wagner, C. e.a. Oorzaken van incidenten en onbedoelde schade in ziekenhuizen. Nivel/Emgo (2001): https://www.nivel.nl/sites/default/files/bestanden/Rapport-Oorzaken-incidenten-en-onbedoelde-schade-ziekenhuizen-2008.pdf
Arets, J. & V.Heijnen. (2012). 100 Veiligheidsversnellers: voor iedereen die vooruit wil. Maastricht: Sutler Media.

[5] Taakondersteuning, ook wel performance support genoemd, is de procedurele kennis nodig om stap voor stap de (voorbehouden) handeling uit te voeren volgens de kwaliteitsstandaarden van de zorgorganisatie. Dit gaat uitsluitend over hoe een handeling uit te voeren. 

[6] Uiteraard hebben studenten ook een eigen verantwoordelijkheid om de risico’s te beperken. Dat verdient een aparte beschrijving en is hier out of scope.